Het is altijd goed om even te beginnen bij de anatomie.
Het onderbeen bestaat uit twee botten, het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula). Deze twee botten maken een gewricht met de voet. De voet is opgebouwd uit het hielbeen (calcaneus), het sprongbeen (talus), de voetwortelbeentje (tarsalia), de middenvoetsbeentjes (metatarsalia) en de kootjes (phalanxen). Deze beenderen zijn door middel van stevige banden (ligamenten) met elkaar verboden en zorgen voor stevigheid van de voet en enkel.
Aan de buiten voorzijde van het onderbeen ligt een spiergroep met als functie het heffen van de voet en het strekken van de tenen. Aan de buitenzijde van het onderbeen ligt een spiergroep met als functie het stabiliseren van de voet.
Aan de achterzijde van het onderbeen liggen de kuitspieren , deze hebben als functie het optrekken van de hiel. Aan de achterzijde van het hielbeen hecht de achillespees aan. De achillespees is een samenvoeging van de drie grote kuitspieren, de gastrocnemius medialis (binnenkant), de soleus (middenin) en de gastrocnemius lateralis (buitenkant).
Aan de binnen achterzijde van het onderbeen ligt onder de kuitspier de buigspieren van de tenen/voet.Aan de binnen- en buitenkant van de enkel zijn twee harde benige knobbels te voelen (de malleolus/malleoili) die uitgaan van het scheenbeen (binnenkant) en het kuitbeen (buitenkant). Achter deze benige knobbels liggen pezen, achter de buitenste malleolus liggen twee pezen van de stabiliserende spieren, achter de binnenste malleolus liggen de pezen van de (lange) buigspieren van de tenen en voet.
Op de voetrug ligt een grote pees die zich in vier lange ronde pezen opsplitst, deze pezen gaan naar de tenen, de grote teen heeft een afzonderlijke pees die ook over de voetrug loopt.
Aan de onderzijde van de voet hecht een brede, stugge peesplaat (aponeurosis plantaris) aan op de onderzijde van het hielbot. Deze plaat ligt onder de voet door en ondersteunt de vorm voetzool (zodat er geen platvoet ontstaat). Onder deze peesplaat, op het hielbeen, hechten de (korte) buigspieren van de tenen aan.
Één van de meest genoemde diagnoses. Maar ook één die vaak verkeerd gebruikt wordt. Wat is er nou eigenlijk aan de hand bij een hielspoor? Een hielspoor is heel eenvoudig gesteld een bottig uitsteeksel aan het hielbeen. Dit komt bij veel volwassenen voor, maar geeft lang niet altijd klachten. De hielspoor zelf is zelden pijnlijk, maar kan wel voorkomen in combinatie met een ontsteking van de peesplaat, die aanhecht onder de hiel. Maar ook zonder hielspoor komt deze ontsteking veelvuldig voor.
Deze peesplaat heet ook wel de fascia plantaris, en wanneer deze ontstoken raakt heet het dan een fasciitis plantaris. De peesplaat zwelt op en is erg gevoelig. In de meeste gevallen wordt dit toch veroorzaakt door een overbelasting. Dit kan veel en langdurig lopen en staan zijn, maar ook een verkeerde zool/voetbed in de schoen of een ongeluk kan de klachten veroorzaken.
Dit geeft meestal pijn die behoorlijk centraal onder de hiel wordt gevoeld, voornamelijk tijdens en na het staan en lopen, maar soms zelfs ook nog in rust.
Soms is het niet alleen de aanhechting van de peesplaat die pijnlijk is, maar ontstaat er ook een irritatie van de korte buigspieren van de tenen. Deze spieren hechten ook aan aan het hielbot en liggen wat verder in de richting van de tenen. Met name de korte buigspier van de grote teen geeft regelmatig problemen, dit geeft pijn aan meer naar de binnen-onder-zijde van de hak.
Na de infiltratie zal er in eerste instantie nog geen napijn zijn. Wanneer deze verdoving uitwerkt na een aantal uur kan er alsnog napijn ontstaan. Dit is een normale reactie van het lichaam waar u zich geen zorgen over hoeft te maken. De napijn kan enkele uren, maar soms ook een aantal dagen aanhouden. Als u zich toch zorgen maakt mag u altijd contact opnemen met de praktijk.
Om deze napijn tegen te gaan mag u gewoon uw normale pijnmedicatie gebruiken.
Het geneesmiddel heeft een werkingsduur van 2 tot 3 weken. In deze periode kan de verbetering ontstaan. Dit kan al na 1 dag zijn maar misschien ook pas aan het eind van de werkzame periode. Na deze periode kan de pijn, nadat deze minder is geweest toch weer toenemen. Dit is een normaal verloop en houdt in dat er nog restproblemen zijn. Na 4 of 5 weken volgt er een controle echo.
Advanced Page Visit Counter